Gepubliceerd op 18 juli 2022

De geestelijke gezondheidszorg (ggz) is in beweging. Een door alle brancheorganisaties gedragen bekostigingsmodel is ingevoerd, waar zorgvraagtypering deel van uit gaat maken. Sinds dit jaar registreren behandelaren het zorgvraagtype en kan dit over een aantal jaar de basis vormen voor de zorginkoop in de ggz. Een grote overgang, maar wel een die door samenwerking zo goed mogelijk aansluit op actuele behoeften.

Wat is zorgvraag- typering?

Zorgvraagtypering is een systeem waarbij cliënten een zorgvraagtype krijgen. In totaal zijn er 20 zorgvraagtypen die een verband leggen tussen de zorgvraag en de zorginzet voor groepen cliënten. De toewijzing van zo’n zorgvraagtype gebeurt op basis van scores op een vragenlijst (HoNOS+) en de klinische expertise van ggz-behandelaren. 

Zorgvraagtypes worden sinds dit jaar geregistreerd, maar het systeem is nog niet af. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verzamelt de komende jaren gegevens om zorgvraagtypering te verbeteren. Dat doet de NZa niet alleen. Een commissie, met daarin partijen als Stichting MIND, de Nederlandse ggz, Zorgverzekeraars Nederland, Zorginstituut Nederland en de Landelijke Vereniging voor Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP), komt dit najaar voor het eerst bijeen. Deze commissie heeft als doel zorgvraagtypering verder te ontwikkelen en brengt op basis van kwalitatief en kwantitatief onderzoek advies uit. Op basis daarvan wordt het zorgvraagtyperingssysteem verbeterd. Voor de kwantitatieve vragen voert de NZa op verzoek van de commissie data-onderzoek uit.

Data verzamelen voor onderbouwd advies

Voor haar data-onderzoek verzamelt de NZa informatie over verschillende elementen van zorgvraagtypering, waaronder de HoNOS+-vragenlijst en een samenvatting per maand van de zorginzet. In die vragenlijst zijn privacygevoelige onderwerpen opgenomen. Behandelaren vinden het daarom in sommige gevallen vervelend om informatie te delen. “Wij begrijpen het ongemak van de zorgprofessionals goed, maar we willen ook graag benadrukken dat we de herleidbaarheid van de data tot een minimum beperken“, vertelt Roel de Haan, data-analist bij de NZa. “Zo zitten er geen cliënt-identificerende kenmerken in de uitvraag, hebben we het zeer moeilijk gemaakt de behandelinzet te herleiden naar (pseudonieme) declaratiegegevens en staan de gegevens versleuteld opgeslagen. We onderzoeken ook voortdurend of we de data met nieuwe technieken of aanvullende processen verder kunnen beveiligen.” De NZa vernietigt de verzamelde gegevens na onderbouwing van haar adviezen over zorgvraagtypering. 

Aansluiten op de Nederlandse zorg

Hoe werkt dat dan: zo’n onderzoek waarbij vragen worden gesteld over de zorgvraag van een cliënt? “Wij doen onderzoek om zorgvraagtypering te verbeteren, maar voor ons is niet relevant te weten wie op welk moment bepaalde zorg krijgt en waarom”, legt De Haan uit. Leren van de praktijk is voor hem wel essentieel: “Wat wel belangrijk is, is dat we inzicht krijgen in hoeverre de huidige vragenlijst aansluit op de zorg in Nederland. De behandelaren weten wat cliënten aan zorg nodig hebben en kennen de zorg het beste. We willen daarom de komende tijd vooral van hun expertise leren om vervolgens een stabiel zorgvraagtyperingssysteem op te zetten.” De versleutelde data die de NZa ontvangt, wordt enkel gebruikt voor het verbeteren van zorgvraagtypering. De Haan: “Zo is het belangrijk om te weten of de huidige vragenlijst leidt tot een logisch zorgvraagtype, of er bijvoorbeeld types bij moeten komen of moeten worden gesplitst, of dat bepaalde vragen overbodig zijn.”

Beter zorgintensiteit inschatten

Door de komende jaren data rondom zorgvraagtypering te verzamelen, kan de verwachte zorgintensiteit beter worden ingeschat. “Voor cliënten met een complexe zorgvraag duurt het nu vaak lang voordat diegene de juiste zorg krijgt. Dat komt onder meer door lange wachtlijsten. Zorgvraagtypering moet duidelijk maken welke groep ggz-cliënten veel zorg nodig heeft maar ook bij welke groep cliënten een lagere zorgintensiteit te verwachten is”, legt De Haan uit. Daarmee onderbouwt zorgvraagtypering welke zorgintensiteit past bij een groep cliënten met een bepaald zorgvraagtype. Ook in het gesprek tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar moet zorgvraagtypering een rol gaan spelen, zodat voldoende zorg voor complexe zorgvragen kan worden ingekocht tegen een passende vergoeding.

Samen aan de slag

Behandelaren kiezen vanaf 1 januari zorgvraagtypes voor hun cliënten. Daarnaast registreren behandelaren sinds 1 juli hun antwoorden op de HoNOS+-vragenlijst. Bestaande cliënten kunnen op een logisch moment getypeerd worden, bijvoorbeeld wanneer de zorgvraag verandert of wanneer het behandelplan wordt geëvalueerd. De NZa analyseert met de brancheorganisaties na de zomer de verzamelde gegevens. Eind dit jaar is het de bedoeling dat alle cliënten een zorgvraagtype hebben. Naar verwachting is het Nederlandse zorgvraagtyperingssysteem in 2024 of 2025 klaar om een rol te spelen in de zorginkoop.