”De wijkverpleegkundige is terug en we laten haar niet meer gaan.”

De wijkverpleegkundige is de spin in het web tussen patiënt, huisarts, mantelzorgers en andere zorgverleners. Die rol wordt de komende jaren alleen maar belangrijker. Mensen blijven langer thuis wonen, worden ouder en krijgen meer en complexere zorg bij hen thuis. Tegelijk neemt de druk op de arbeidsmarkt toe. Het tekort aan wijkverpleegkundigen groeit. Hoe zorgen we dat wijkverpleegkundigen de zorg kunnen blijven bieden die mensen thuis nodig hebben? Die vraag stond 14 november centraal op het NZa congres Wijkverpleging in de hoofdrol.

”De wijkverpleegkundige is cruciaal. Ze bieden zorg, maar helpen mensen ook problemen te voorkomen, zoveel mogelijk zelf te doen en ze weten de weg in het doolhof van de zorg,” opent Marian Kaljouw, bestuursvoorzitter van de NZa het congres. ”We kunnen gewoon niet zonder ze. Maar er breken moeilijke tijden aan. We zullen steeds meer met minder moeten doen.”

Meer doen met minder mensen

Marian Kaljouw, voorzitter raad van bestuur NZa

Zicht op cliënten

De wijkverpleging is dan ook volop in beweging. In deelsessies konden de bijna 400 deelnemers vervolgens bespreken hoe de NZa wijkverpleegkundigen ondersteunt om hun werk zo goed mogelijk te kunnen doen, nu maar ook in de toekomst.

Zo werkt de NZa nauw samen met wijkverpleegkundigen en wetenschappers aan een nieuwe bekostiging. Daarin staan de cliëntgroepen in een wijk centraal, en niet de uren zorg die een wijkverpleegkundige registreert. In de toekomst bepaalt de case-mix van patiënten het beschikbare geld. Wijkverpleegkundigen van 4 aanbieders houden in een pilot de kenmerken van hun cliënten bij. Wetenschappers van Universiteit van Maastricht bieden die kenmerken een wetenschappelijke basis en vergelijken ze met onderzoeken uit andere landen.

Marieke Schuurmans

Kwaliteit onderbouwen

Ook onderzoeken wetenschappers hoe kwaliteitsinformatie en uitkomstindicatoren kunnen bijdragen aan betere zorg. ”Dat je cliënt tevreden is, is niet hetzelfde als goede zorg,” vertelt Marieke Schuurmans van Universiteit van Utrecht. ”Het is belangrijk dat je weet welke zorg tot welk resultaat het leidt. Het gaat in de thuiszorg om heel veel mensen.”

Om aan de vraag naar zorg te voldoen zullen zorgverleners, cliënten en mantelzorgers steeds meer moeten samenwerken. In veel regio’s poppen netwerken op waarin wijkverpleegkundigen samenwerken met andere zorgverleners, mantelzorgers en patiënten. ”Betrek bewoners bij de zorg in de wijk. Alleen dan sluit de zorg goed aan bij de behoefte in de wijk,” zegt Anja van der Aa. Zij verzamelt bij GezondNL voorbeelden van goede samenwerking.

Anja van der Aa

Wijkverpleegkundigen kunnen zo met kennis over de wijk zorg verplaatsen, veranderen en zelfs voorkomen. De nieuwe bekostiging kan daarbij helpen, maar ook het gebruik van nieuwe vormen van zorg. Denk aan technologische zorg waarmee valincidenten bij ouderen voorspeld kunnen worden. Maar ook aan digitale patiëntendossiers.

Open over resultaten

Het is belangrijk dat wijkverpleegkundigen goede afspraken maken met zorgverzekeraars. Dat ze open zijn over de zorg die zij bieden, en ook over wat er soms niet goed gaat. Dat kan intensieve controles achteraf schelen. Bij zorgaanbieder Aafje werken ze zo. ”We zijn een paar jaar geleden gestart met te beschrijven hoe we dingen doen,” zegt Peter Ploegsma van de raad van bestuur van Aafje. ”Het begint met vertrouwen. Dan moet je open zijn. Ook als er soms iets misgaat.”

Peter Ploegsma

Zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten het gesprek aangaan over de zorg die nodig is in een regio. Op basis daarvan kunnen zij afspraken maken over de organisatie van de zorg. De wijkverpleegkundige heeft hierin een sleutelrol.

Hersenkraker

”Er zal in de toekomst veel meer thuis moeten gebeuren,” waarschuwt Marian Kaljouw. ”We zullen de minister bij dit vraagstuk moeten helpen. We gaan nu aan de slag om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden.” Als eerste stap komt de NZa deze zomer met haar advies over de nieuwe bekostiging. Daarin moeten ook de uitkomsten van zorg en preventie een plaats krijgen, aldus Marian Kaljouw. ”Hoe we dat gaan bekostigen is nog een hersenkraker. Daar hebben we u nog hard bij nodig.”

Minister Hugo de Jonge: “We vinden het vak opnieuw uit”

 ”Het is een waanzinnig mooie tijd in de zorg”, aldus minister Hugo de Jonge op het congres Wijkverpleging min de hoofdrol van de NZa. ”Ik zie het als een mooie tijd omdat we de zorg opnieuw kunnen bedenken.” De Jonge spreekt over de bekende uitdagingen in de zorg: het aantal 65-plussers dat verdubbelt de komende 20 jaar, het aantal 90-plussers dat verdrievoudigt en het aantal zorgverleners dat niet zo hard meegroeit. ”Wie het sommetje maakt, weet dat het zo niet door kan gaan. We moeten iets doen.”

De minister heeft een aantal oplossingen in gedachten. “Op dit moment is een derde van alle ziektes gerelateerd aan de leefstijl van patiënten. Kunnen we dat een beetje terugdringen, dan scheelt dat al.” Ook moet de zorgsector volgens hem meer van innovatie gebruik maken. ”Nu zetten we bijvoorbeeld e-health nog onvoldoende in. De ICT in de zorg is eveneens niet optimaal. Als ik op werkbezoek ga en vraag wat mensen anders willen, dan is één EPD de meest voorkomende wens.”

Meer preventie en inzet van innovaties dus, maar de minister ziet ook heil in een andere organisatie van zorg. ”We maken nu gebruik van zorg via de Wmo, Jeugdwet, Zorgverzekeringswet en Wlz. Dat is best ingewikkeld. De vraag is of we dat willen houden.” Hij wil het daarnaast lastiger maken voor nieuwe zorgaanbieders om de markt te betreden en pleit voor minder verschillende zorgorganisaties in één wijk. ”Zoveel aanbieders, dat is lastig voor verwijzers en bemoeilijkt samenwerken. Ook de zorgaanbieders zelf hebben daardoor onvoldoende band met de wijk.”

Als laatste noemt De Jonge dat de bekostiging van zorg moet veranderen. ”We willen back to basics, en daarvoor hebben we ook een nieuwe bekostiging nodig. Van volumebekostiging willen we naar een model dat meer gericht is op uitkomsten. Het uitdenken van dat systeem, daarover gaat dit congres. Dus ja, ik vind het een mooie tijd in de zorg omdat we het vak opnieuw uitvinden. Doe mee.”

Hugo de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport