Gepubliceerd: april 2021
In 2015 is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vervangen door de Wet langdurige zorg. Sindsdien is het beleid van de overheid erop gericht dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. Aangevuld met ondersteuning en zorg in een woning die aansluit bij hun persoonlijke behoeften. Al lang is bekend dat de betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg voor ouderen steeds meer onder druk komt te staan. Eén van de oorzaken is de dubbele vergrijzing. In 2040 is het aantal ouderen boven de 75 jaar verdubbeld. De gemiddelde leeftijd stijgt en de complexiteit van de zorgvraag van ouderen neemt toe. Ook is er sprake van een oplopend personeelstekort in de (ouderen)zorg. Tenslotte staat de mantelzorg onder druk. Er zijn steeds minder 50-74 jarigen als mantelzorger beschikbaar voor het aantal 85-plussers (cliënten). Dit kan ertoe leiden dat regionale verschillen, ook in de toegang tot de ouderenzorg, kunnen toenemen. Maatwerk wordt steeds belangrijker om te zorgen dat iedereen de zorg krijgt die hij of zij nodig heeft. Wat ons betreft is passende zorg daarbij het richtsnoer: zorg die bijdraagt aan het functioneren van mensen en hun kwaliteit van leven.
In het kort
In deze monitor hebben we onderzocht of er regionale verschillen in het zorggebruik van ouderen zijn en wat die zijn. We hebben daarbij gekeken naar de zorg die ouderen krijgen in het kader van de Wet langdurige zorg. Ouderen hebben we getypeerd als ‘personen met een indicatie voor verpleging en verzorging (v&v)’. We zien op vier gebieden mogelijk regionale verschillen. Dat zijn de indicaties voor zorg, verzilvering van de indicaties, gemiddeld zorggebruik en toegankelijkheid (wachtenden). Ook onderzoeken we in deze monitor waar de regionale verschillen mogelijk mee samenhangen. Zo hebben we gekeken naar het regionale zorgaanbod en de sociaal-economische status van inwoners van een regio, maar ook de geloofsovertuiging lijkt verschil te maken. De resultaten zijn een basis voor gesprek tussen zorgkantoren, en voor vervolgonderzoek. Bovendien kunnen de uitkomsten gebruikt worden bij initiatieven om passende zorg mogelijk te maken.
leeftijdscategorie | vrouw | man |
---|---|---|
tot en met 64 jaar | 3046 | 3667 |
65 tot en met 74 jaar | 10069 | 8847 |
75 tot en met 84 jaar | 37293 | 20069 |
85 jaar en ouder | 66267 | 19882 |
Aanpak: wat hebben we gedaan?
Deze monitor is gebaseerd op een uitgebreide data-analyse en op interviews met zorgkantoren, Zorgverzekeraars Nederland, Patiëntenfederatie Nederland en Centrum Indicatiestelling Zorg.
Wat zien we? Beantwoording van de deelvragen
Verschillen in indicaties
We zien over het algemeen dat hoe hoger de leeftijd van de cliënt is, hoe vaker er een Wlz-indicatie wordt afgegeven. Daarnaast zien we regionale verschillen in indicaties van ouderen. Er zijn regio’s waar relatief veel jonge mensen (jonger dan 65 jaar) een v&v-indicatie hebben. Ook in de andere onderzochte leeftijdscategorieën zijn er regionale verschillen. Partijen geven een aantal mogelijke verklaringen voor deze verschillen. Allereerst zou specifiek zorgaanbod een aanzuigende werking kunnen hebben. Zo is er in de regio Apeldoorn-Zutphen een organisatie gespecialiseerd in zorg voor mensen met de ziekte van Huntington. Dat leidt tot meer indicaties bij mensen jonger dan 65 jaar in die betreffende regio. Ook gaven zorgkantoren en het Centrum Indicatiestelling Zorg aan dat een lagere sociaal economische status er mogelijk toe leidt dat er eerder een indicatie wordt aangevraagd.
We hebben het percentage inwoners met een bijstandsuitkering en het aantal indicaties in een regio naast elkaar gelegd. Het blijkt dat in regio’s met een hoger aandeel bijstandsuitkeringen over het algemeen meer 65-plussers een indicatie hebben. Ook geloofsovertuiging werd als factor genoemd. We hebben dit onderzocht door het verband tussen cijfers over inwoners met een geloofsovertuiging en het aantal indicaties in kaart te brengen. Uit de data blijkt dat in gebieden met een duidelijk christelijke signatuur, over het algemeen minder indicaties in de leeftijdscategorie van 75 t/m 84 jaar worden afgegeven. Dit kan ermee samenhangen dat hier meer mantelzorg gegeven wordt. Ouderen komen daardoor later in zorg, maar hebben dan wel een zwaardere indicatie.
In de verdeling van zorgprofielen zien we ook verschillen. Zorgprofiel vv-5 wordt het meest geïndiceerd. Dit is het profiel voor beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Ook zijn er bepaalde regio’s waar relatief veel vv-4-cliënten of vv-8-cliënten zijn. Deels kan dit worden verklaard door het specifieke zorgaanbod in de regio, zoals we eerder beschreven. Een andere mogelijke verklaring betreft specifieke gebiedskenmerken. Zo zijn er bijvoorbeeld in de regio Amstelland en De Meerlanden veel personen met een vv-5 en vv-6-indicatie. Deze regio’s liggen in de nabijheid van Amsterdam en vangen waarschijnlijk een deel van de cliënten uit die stad op, omdat Amsterdam het zorgaanbod moeilijk uit kan breiden. Uit de data blijkt ook dat een hoge stedelijkheid samengaat met meer indicaties in de leeftijdscategorie 65 t/m 74 jaar.
Verschillen in verzilvering van indicaties
Onder verzilvering van de indicaties verstaan we of mensen de zorg krijgen waarvoor zij een indicatie hebben. Mensen met een indicatie voor een hoger zorgprofiel verzilveren deze vaker. Over het algemeen geldt dat zorgprofiel vv-4 het laagste verzilveringspercentage heeft. Zorgkantoren geven aan dat vv-4, een lagere indicatie voor ouderenzorg, als instapprofiel wordt gezien. Het is dus aannemelijk is dat wanneer iemand een eerste indicatie krijgt, deze niet direct wordt verzilverd. De situatie van mensen met een vv-4-indicatie is vaak minder urgent dan die van cliënten met hogere zorgprofielen. Zij kunnen zich thuis nog redden dankzij de inzet van bijvoorbeeld mantelzorgers en zorg op basis van een modulair pakket thuis.
Er zijn óók op het vlak van verzilvering regionale verschillen. We zien in de data dat de verzilvering lager is in stedelijke gebieden. In het westen van het land is het verzilveringspercentage lager dan in de rest van Nederland. Wellicht wordt dit verschil veroorzaakt doordat de capaciteit van zorgaanbieders in de regio beperkter is, maar dit kunnen we nog niet op basis van data onderbouwen. Overigens zien we dit verband tussen stedelijkheid en verzilveringspercentage niet in iedere regio terug. De mate waarin de zorg verzilverd wordt hangt ook samen met het aantal mensen dat in een regio op de wachtlijst staat. In regio’s met een lagere verzilvering staat over het algemeen een hoger percentage wachtenden zonder zorg op de wachtlijst.
Regio | % |
---|---|
Friesland | 98,99 |
Zeeland | 98,88 |
Midden-IJssel | 98,86 |
Drenthe | 98,79 |
Zwolle | 98,64 |
Regio | % |
---|---|
Amsterdam | 96,03 |
Amstelland en De Meerlanden | 97,09 |
Westland Schieland Delfland | 97,13 |
Zaanstreek/Waterland | 97,26 |
't Gooi | 97,37 |
Verschillen in zorggebruik
Om het zorggebruik per regio in kaart te brengen, hebben we gekeken naar de zorgkosten per dag. Ook hebben we gekeken naar drie aspecten die met deze zorgkosten samenhangen. Deze aspecten zijn de zorgzwaarte, leveringsvorm en gebruik van zzp’s en vpt’s met en zonder behandeling. Het beleid van zorgkantoren en het aanbod in bepaalde regio’s speelt een belangrijke rol in het zorggebruik. Zo zijn er regio’s waar zorgaanbieders zich specifiek richten op het leveren van vpt’s (volledig pakket thuis). We zien dat in regio’s waar een groot deel van de zorg via zzp (zorg verleend in een instelling) wordt geleverd, vaak hogere zorgkosten per dag worden gemaakt. We zien meer pgb’s in stedelijke gebieden. Ook in gebieden met veel bijstandsuitkeringen is het aandeel pgb’s hoger.
De zorgkosten per dag kunnen naast de leveringsvorm ook worden beïnvloed door de verhouding tussen zzp’s en vpt’s met en zonder behandeling. We zien in regio’s waar relatief veel zorg op basis van zzp’s en vpt’s inclusief behandeling wordt geleverd, de zorgkosten hoger zijn. Als we kijken naar de zorgprofielen vv-4 en vv-5 zien we een grote variatie in de leveringsvorm. Dit leidt er toe dat de zorgkosten regionaal sterk uiteenlopen. Bij de zorgprofielen vv-6 en vv-7 is er minder verschil in leveringsvorm zichtbaar: veel van deze zorg wordt via zzp geleverd. Daardoor liggen de zorgkosten per dag voor deze zorgprofielen dichter bij elkaar in de verschillende regio’s.
Regio | € |
---|---|
Waardenland | 217,31 |
Groningen | 214,58 |
Kennemerland | 214,58 |
Flevoland | 213,32 |
Rotterdam | 213,26 |
Regio | € |
---|---|
Midden-Brabant | 194,70 |
Noord-Holland Noord | 198,18 |
Amstelland en De Meerlanden | 200,24 |
Noordoost-Brabant | 200,62 |
Westland Schieland Delfland | 202,17 |
Verschillen in toegankelijkheid
We hebben de toegang die mensen hebben tot langdurige zorg geanalyseerd aan de hand van wachtlijstgegevens. We zien dat het aandeel wachtenden per regio sterk verschilt. De noordelijke regio’s hebben naar verhouding de minste wachtenden en de regio’s in het midden en westen de meeste. Het overgrote deel van de wachtenden zijn nietactief wachtenden. Dat zijn cliënten die alleen naar de instelling van hun voorkeur willen verhuizen en cliënten die zo lang mogelijk thuis willen wonen. Een kleiner deel van de wachtenden wacht actief op een opname in een instelling, ook als dat niet de instelling van hun directe voorkeur is. We zien landelijk het hoogste percentage wachtenden binnen de vv-4-geïndiceerden. Daarna volgen vv-5 en vv-6. Het hoge aandeel wachtenden met een vv-4-indicatie kan mogelijk verklaard worden omdat vv-4 gezien wordt als een instapprofiel. Zoals eerder genoemd kan een deel van deze cliënten nog thuis blijven wonen, met mantelzorg of overbruggingszorg in de vorm van modulair pakket thuis. Cliënten met een vv-4-indicatie wachten ook vaak op een plek van hun voorkeursaanbieder. De partijen die we geconsulteerd hebben signaleren dat opnames in de ouderenzorg steeds meer gebaseerd worden op urgentie. Cliënten met een zorgprofiel vv-4 moeten mogelijk langer wachten omdat zij een langere periode thuis kunnen overbruggen dan cliënten met een hoger zorgprofiel.
Regio | % |
---|---|
Amstelland en De Meerlanden | 18,41 |
Midden-Brabant | 18,17 |
Westland Schieland Delfland | 17,30 |
Zuidoost-Brabant | 17,18 |
Nijmegen | 16,60 |
Regio | % |
---|---|
Haaglanden | 4,69 |
Friesland | 4,79 |
Groningen | 4,98 |
Drenthe | 6,02 |
Rotterdam | 7,79 |
Wat concluderen we?
Wij adviseren allereerst zorgkantoren om met de uitkomsten van deze monitor gezamenlijk te bekijken of zij van elkaar kunnen leren. De monitor geeft verschillende aangrijpingspunten om het gesprek te voeren over de verschillen. Onderdelen waar een zorgkantoor bijvoorbeeld invloed op kan uitoefenen zijn de leveringsvormen van zorg en in sommige gevallen het leveren van zorg met of zonder behandeling. Daarnaast wordt de toegankelijkheid van de zorg in instellingen steeds meer gebaseerd op urgentie. Zorgkantoren zouden meer bovenregionaal moeten afstemmen waar cliënten terecht kunnen vanwege de grote regionale verschillen in zorgaanbod. Ook kunnen de analyses in deze monitor helpen bij het nader invullen van de regioplannen die zorgkantoren in december 2020 gepubliceerd hebben.
Ten tweede zien we kansen voor vervolgonderzoek naar onder andere de zorgpaden van cliënten. Verhuizen mensen naar een andere regio omdat zij een bepaalde indicatie krijgen? Bijvoorbeeld omdat bepaalde zorg exclusief in de regio beschikbaar is. Maakt het voor het ziekteverloop van cliënten verschil of zij zorg thuis via een vpt krijgen of zorg in een instelling? Het Zorginstituut doet onderzoek naar cliëntenpaden in de ouderenzorg en zal die vraag meenemen in het onderzoek.
Tot slot sluiten de uitkomsten van deze monitor aan bij ons recent uitgebrachte advies over passende zorg. De regionale verschillen laten zien dat het organiseren van doorzettingsmacht in de regio’s van meerwaarde kan zijn. Zo kunnen initiatieven, passend in die omgeving, van de grond komen. Ook in de toekomst kan de zorg voor ouderen betaalbaar en toegankelijk worden gehouden. Aansluitend hierop zien we een rol voor zorgkantoren in het werken over de domeinen heen. Onze volgende monitor zorg voor ouderen geeft hier meer inzicht in.