Gepubliceerd op 28 maart 2022
Sinds 1 januari wordt de ggz en de fz-sector anders bekostigd. Ongewenste prikkels om met declaraties uit de bocht te vliegen, zijn er in de nieuwe prestatiebekostiging uitgehaald. “Maar elk systeem kent zijn eigen risico’s”, beseft toezichthouder Moniek Coster-Sijbrant. Daarom houdt de NZa dit jaar goed in de gaten wat de effecten van het nieuwe model zijn op het declaratie- en registratiegedrag van zorgaanbieders in de ggz- en fz-sector.
Van de meldingen die de NZa ontvangt over fouten in bestuur en bedrijfsvoering, gaan er relatief veel over de ggz-sector. “Vaak gaat het om foutief registreren en declareren”, zegt Moniek Coster-Sijbrant, toezichthouder bij de NZa. “We constateerden ook dat er ongewenste prikkels zaten in de oude dbc-bekostiging, los van de vraag of die prikkels tot fouten in registreren en declareren leidden. Zo was het voor ggz-aanbieders lonend om patiënten met een lichtere problematiek te behandelen dan ‘zwaardere’ patiënten. Uit de declaratiedata komt ook vaak de ‘zaagtandgrafiek’ naar boven: ggz-aanbieders die doorbehandelen totdat een hogere dbc is bereikt, om vervolgens snel met behandelen te stoppen. Dat zijn natuurlijk onwenselijke effecten.”
Boete voor foutief declareren
Vorig jaar gaf de rechtbank de NZa gelijk in een zaak aangespannen door een ggz-aanbieder die een boete opgelegd had gekregen. Deze instelling declareerde de behandeling van mensen met werkgerelateerde burnoutklachten alsof het zou gaan om behandeling van mensen met een ‘ongedifferentieerde somatoforme stoornis’. De vergoeding van deze dure behandeling wordt vergoed door de basisverzekering. “Dit betekent dat er misbruik wordt gemaakt van zorggelden en dat de burger hiervoor opdraait”, aldus Coster-Sijbrant.
Risico’s in de nieuwe bekostiging
Het nieuwe zorgprestatiemodel is volgens de NZa eenvoudiger en transparanter. De geleverde zorgprestaties bepalen welke vergoeding een zorgaanbieder krijgt. Een prestatie is in het nieuwe model bijvoorbeeld een consult of een overnachting in de kliniek. Op de rekening die de patiënt en de zorgverzekeraar ontvangt, zijn die prestaties makkelijker te controleren. Het leidt ook tot minder administratieve lasten voor de ggz-sector. “Het nieuwe model past beter dan het oude dbc-model”, verwacht Coster-Sijbrant. Toch zijn er ook aan prestatiebekostiging risico’s verbonden, stelt ze: “In de dbc-bekostiging kon een ggz-behandelaar bijvoorbeeld indirecte tijd in rekening brengen, bijvoorbeeld voor overleg met een collega. Dat zorgde voor veel administratie, want iedere minuut moest worden opgeschreven. Die indirecte tijd is nu verwerkt in het tarief voor de tijd die een behandelaar direct aan een patiënt besteedt en hoeft dus niet apart te worden geregistreerd en gedeclareerd.” Om te voorkomen dat sommige ggz-aanbieders indirecte tijd alsnog declareren door bijvoorbeeld onterecht meer of langere consulten te rekenen, gaat de NZa hier de komende tijd scherp op letten.
“De 43 ggz/fz-aanbieders die onder de dbc-systematiek in voorgaande jaren een hoog percentage indirecte tijd gedeclareerd hebben, hebben ondertussen al een schrijven van de NZa ontvangen. “Hierin hebben wij gewezen op de verandering in de regelgeving, duidelijk uitgelegd dat aanbieders voor indirecte tijd niets aparts meer hoeven te doen en dat het dan ook niet de bedoeling is dat er bijvoorbeeld meer of langere consulten in rekening worden gebracht. We willen hiermee informeren, maar ook een krachtig signaal afgeven.”